Gevallen (van) recht: wie draagt de schuld bij een fataal klimongeluk?

Een 11-jarige overlijdt bij een klimfeestje. De klimhal wordt vervolgd voor dood door schuld. Wat betekent dit voor aanbieders van sportieve activiteiten

De nachtmerrie van ja, van wie niet? Een leuk kinderfeestje met lekker veel actie: klimmen in een klimhal en daarna pannenkoeken eten. Het eindigt in een drama met de dodelijke val van een 11-jarig deelnemertje. Voor zijn familie onvoorstelbaar verdriet, voor alle betrokkenen levensveranderend. Een van de moeilijkste elementen van een rechtsstaat met een rechtssysteem is dat binnen dat systeem zo’n drama objectiveerbaar moet worden gemaakt, om te bepalen of er mensen moeten worden gestraft. 

Wat zegt de wet?

Het is te makkelijk om zomaar te roepen dat de klimhal ‘de schuld’ moet krijgen. Niemand wil dit, ook de eigenaar, directeuren en instructeurs niet; voor hen is dit net zo goed een nachtmerrie. Toch worden de exploitant van de klimhal en de twee directeuren strafrechtelijk vervolgd voor ‘dood door schuld’, of zoals art. 307 van het Wetboek van Strafrecht zegt: Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. Dood door schuld is wezenlijk anders dan moord of doodslag; bij de laatste twee is er sprake van opzet, een intentie om iemand te doden. Dat is bij een ongeluk zoals dit natuurlijk niet zo, het gaat hier om de schuldvraag.

Als het OM besluit om te vervolgen, dan moet de strafrechter nauwkeurig nagaan of er een vorm van ‘schuld’ bestaat. Over schuld zijn boeken vol geschreven, samengevat gaat het om de vraag: was dit vermijdbaar en is het verwijtbaar? En verdient dit eigenlijk wel een strafzaak? 

Haken en ogen

Op een kinderfeestje krijgen de ouders en kinderen instructie over het klimmen op een klimwand, het leggen van knopen en het zekeren van de knopen en haken. Daarvoor is een speciale instructiekaart gemaakt, en na een half uurtje uitleg mogen de kinderen tegen de wand op naar boven. Een van de instructeurs gaat vast pannenkoeken bakken, de andere houdt van een afstandje overzicht over het knopen door de ouders en het klimmen door de kids.  Nadat een enthousiaste 11-jarige deelnemer behendig naar boven is geklauterd, roept hij zoals het hoort  “block” om naar beneden  te kunnen. Dat is het moment dat het touw strak komt te staan en de knoop de kern van veiligheid is. Niet dus. De knoop schiet los, het jochie maakt een fatale val van 14 meter. 

De advocaat van de klimhal en directeuren vraagt zich inderdaad primair af of dit nu door de strafrechter moet worden beoordeeld; het staat buiten kijf dat iedereen diep geschokt en hard geraakt is. Is het niet gewoon een ongelukkige samenloop van omstandigheden? Moet er wel naar ‘schuld’ worden gezocht?  Weten ouders niet ook zelf dat klimmen gevaarlijk is?

De kern van het verwijt

De strafrechter schuift die vragen terzijde. Het grote pijnpunt ligt bij het toezicht op het zekeren. Zekeren is bij klimmen letterlijk van levensbelang. Een klimmer die valt of afdaalt moet door die zekering worden tegengehouden, dus de uitrusting moet deugen, en de knoop moet zo goed zijn dat deze kracht, snelheid en gewicht kan houden.

Onvoldoende toezicht en instructie

Een hobbyklimmer moet zes uur training volgen voordat hij (m/v/x) zelfstandig naar boven mag. Deze ouders krijgen een kwartier uitleg en moeten dan hun kinderen goed vastknopen. Van een afstandje houdt een instructeur toezicht, maar deze hoeft van zijn leidinggevende niet eigenhandig en met eigen ogen te controleren of ieder individueel kind de juiste knoop en een degelijke zekering heeft. Dat is bij een gevaarlijke sport zoals deze onvoldoende.

Juridsche verantwoordelijkheid

De rechter rekent dat de exploitant van de klimhal en de directeuren aan; zij zijn tenslotte degenen die adverteren met kinderklimfeestjes. Zij hadden moeten zorgen dat de instructeurs ieder kind, iedere knoop, iedere haak en iedere zekering controleerden voordat een kind de wand op ging.  Niet alleen is dat niet gebeurd, de klimhal en de directeuren hebben hiervoor ook geen uitdrukkelijke instructie gegeven (integendeel). En dat is waar de strafrechter over valt – alleen niet vanaf 14 meter hoogte.

Het vonnis

De (exploitant van de) klimhal krijgt een boete van EUR 60.000,- opgelegd, waarvan EUR 30.000,- voorwaardelijk, de twee directeuren ieder een taakstraf van 120 uur. De strafrechter geeft daarbij heel duidelijk aan dat de klimhal en directeuren ervan moeten worden doordrongen dat de bedrijfsvoering moet worden veranderd en dat dit vonnis (ook) bedoeld is als preventie. 

Juridische preventie voor iedereen

Die preventie beperkt zich niet tot deze klimhal!  Organiseert u dit soort activiteiten professioneel? Organiseert u zeiltochten, buitenritten, klimpartijtjes en andere sportieve acties met groepen, kinderen en/of, onervaren deelnemers en bekruipt u wat twijfel? Neem contact met ons op. Bij SKE werken advocaten die zelf ook enthousiast worden van spannende sporten. Wij kijken graag met u mee hoe u kunt voorkomen dat u juridisch in de knoop raakt.

Het beste effect is dat wat niet optreedt.

*Een geldboete van de vierde categorie is max. EUR 25.750,- maar bij een rechtspersoon zoals hier wordt dat de vijfde categorie, max. EUR 103.000,-. 

*In de uitspraak is ook schadevergoeding toegekend aan de nabestaanden. Daarop gaan we in deze blog niet in.

Vindplaatsen:
ECLI:NL:RBAMS:2025:4219

ECLI:NL:RBAMS:2025:4220

ECLI:NL:RBAMS:2025:4221