Verschoningsrecht: Nieuwe aanwijzing, oude zorgen

Schending beroepsgeheim - 5 tips

Op 1 juni 2025 treedt de nieuwe aanwijzing waarborgen professioneel verschoningsrecht (20025A001) van het Openbaar Ministerie in werking. Deze regeling moet zorgen voor betere bescherming van vertrouwelijke (digitale) informatie van geheimhouders zoals advocaten, artsen en notarissen. Deze aanwijzing regelt hoe opsporingsdiensten moeten omgaan met vertrouwelijke digitale informatie van geheimhouders als advocaten, artsen en notarissen.

In Nederland hebben bepaalde beroepsgroepen – zoals artsen, advocaten, notarissen en geestelijken – het recht om te zwijgen over wat hun cliënten of patiënten hen in vertrouwen vertellen. Dit heet het verschoningsrecht

Dit recht staat in de wet (artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering) en betekent dat deze professionals niet verplicht zijn om informatie te delen met de politie of rechter als dat in strijd is met hun beroepsgeheim.

De achterliggende gedachte is dat mensen vrijuit hulp kunnen zoeken – of dat nu medische, juridische of geestelijke hulp is – zonder bang te hoeven zijn dat de informatie die zij met een hulpverlener delen bij anderen terecht komt.

Op papier lijkt deze nieuwe aanwijzing een stevige waarborg voor het verschoningsrecht, maar op enkele cruciale punten schiet de bescherming tekort.

Redelijk vermoeden? De lat ligt hoog

De aanwijzing bepaalt dat voor filtering er een concreet en objectief redelijk vermoeden moet bestaan (par. 2, § Redelijk vermoeden). Een algemeen vermoeden (zoals ‘misschien staat er wel iets van een advocaat op deze telefoon‘) is niet genoeg. Praktisch betekent dit dat onderzoekers soms pas na lezing van geheimhoudersinformatie tot een redelijk vermoeden komen dat er mogelijk een verschoningsrecht van toepassing is.

Automatisch filteren zonder rechter? Dat blijft riskant

Een belangrijk aandachtspunt is dat de officier van justitie een zogeheten geautomatiseerde filtering mag laten uitvoeren om geheimhoudersinformatie uit te filteren. Dus zonder dat daar meteen een rechter aan te pas komt (par. 4.7). Dit klinkt misschien efficiënt, maar het brengt risico’s met zich mee.

De filtering wordt uitgevoerd door iemand buiten het onderzoeksteam, wat op zich goed is, maar deze functionaris werkt nog altijd onder de verantwoordelijkheid van het OM. De rechter-commissaris wordt pas betrokken als het OM twijfelt aan de filtering (par. 4.8). Dat betekent dat de eerste beoordeling – en soms zelfs vernietiging – van mogelijk vertrouwelijke gegevens plaatsvindt zonder onafhankelijke toetsing door een rechter. Dit staat op gespannen voet met het arrest van de Hoge Raad van12 maart 2024 waarin de rechter-commissaris exclusief bevoegd is verklaard om over het al dan niet doorbreken van het verschoningsrecht te oordelen.

Zwijgrecht zonder stem

De geheimhouder heeft geen formele rol in het filteringsproces. Dit betekent dat u als advocaat, arts of notaris geen stem hebt voor of tijdens de beoordeling van mogelijk vertrouwelijk materiaal. Hierdoor bestaat het risico dat gevoelige informatie ten onrechte bij het opsporingsteam terechtkomt en de geheimhouder zijn beroepsgeheim niet kan beschermen.

Spoedgevallen als sluiproute?

In uitzonderlijke situaties – bijvoorbeeld als er direct gevaar is voor iemands leven, veiligheid of gezondheid – mag de officier van justitie, mét toestemming van de rechter-commissaris, alvast onderzoek laten doen naar gegevens zonder eerst te filteren (par. 4.11). Dat klinkt begrijpelijk, maar het is belangrijk dat deze uitzondering niet te ruim wordt toegepast. Als dit soort spoedprocedures vaker wordt ingezet, dreigt het een sluiproute te worden waarbij de waarborgen van het verschoningsrecht worden omzeild.

Post factum bescherming? Als het kwaad al geschied is

De aanwijzing erkent dat pas na vrijgave aan het opsporingsteam kan blijken dat zich verschoningsgerechtigd materiaal tussen de stukken bevindt. In dat geval wordt alsnog tot filtering overgegaan. Deze herstelmogelijkheid biedt echter onvoldoende waarborg, aangezien op dat moment al inhoudelijke kennis kan zijn genomen van deze vertrouwelijke informatie. Dit kan leiden tot onherstelbare schending van het beroepsgeheim en vormt daarmee ook een reëel risico voor de geheimhouder, het recht op een eerlijk proces ex art. 6 EVRM en de ‘equality of arms’. Dit naast het feit dat gegevens van een hulpzoekende ‘op straat liggen.’

Hoe zit het met metadata?

De aanwijzing erkent dat ook zogeheten metadata – zoals e-mailadressen of tijdstippen van communicatie – onder het verschoningsrecht kunnen vallen (par. 3, voetnoot 2). Maar hoe die gegevens precies beschermd worden, blijft vaag. En dat is een gemiste kans. Juist die metadata kunnen al veel zeggen over vertrouwelijke communicatie, ook als de inhoud zelf (nog) niet bekend is.

Conclusie: goede bedoelingen, maar niet waterdicht

De nieuwe aanwijzing is zonder meer een stap vooruit. Het is goed dat er duidelijke regels komen over hoe met geheimhoudersinformatie moet worden omgegaan. Op een aantal cruciale punten laat de bescherming echter te wensen over:

  • De geautomatiseerde filtering vindt plaats zonder directe rechterlijke controle en
    onder OM-verantwoordelijkheid.
  • De drempel voor het herkennen van geheimhoudersinformatie ligt hoog.
  • De spoedregeling is vatbaar voor ruim gebruik en kan als sluiproute worden gebruikt.
  • De bescherming van metadata is onvoldoende uitgewerkt.

Voor wie beroepsmatig vertrouwelijke informatie uitwisselt – zoals advocaten, artsen of geestelijken – is het belangrijk om alert te zijn op de manier waarop dit soort informatie wordt behandeld in strafzaken. Het (onbewust) doorbreken van de geheimhoudingsplicht kan leiden tot tuchtklachten of zelfs strafrechtelijke procedures. Dit geldt niet alleen voor de professional zelf, maar kan ook impact hebben op cliënten en patiënten.

In een tijd waarin digitale opsporing en geautomatiseerde dataverwerking steeds vaker een rol spelen in strafzaken, is het van groot belang om zorgvuldig om te gaan met vertrouwelijke informatie. Het verschoningsrecht is er niet voor niets: het beschermt het fundamentele recht op vertrouwelijkheid voor mensen in een kwetsbare positie en het vertrouwen tussen cliënt / patiënt en professional. En dat dat vertrouwen is nodig voor een goede behartiging van uw belangen door een hulpverlener.

Heeft u vragen over hoe deze regels in uw situatie kunnen uitwerken? Neem gerust contact op met SKE Advocaten Wij denken graag met u mee.