Wat hebben bedorven kip, longontsteking, een gat in je hoofd vallen en een hondenbeet met elkaar te maken? Lees en huiver…
Zowel in het veterinair als medisch tuchtrecht is de strekking van de klacht vaak “we hadden gewild dat het anders was gegaan.” Dat gevoel is heel logisch, maar betekent niet meteen dat het ook anders moet. En het betekent niet dat de (dieren)arts een tuchtrechtelijk verwijt treft. Dierenartsen en humane artsen kunnen elkaar vinden in het feit dat een tuchtzaak veel stress meebrengt voor de professional. Helaas zal dat voor de klager, die een vorm van ‘genoegdoening’ zoekt, geen reden zijn om van die tuchtrechtelijke klacht af te zien.
Anders willen is niet anders moeten
Zowel het Medisch als het Veterinair Tuchtcollege toetsen echter niet aan de vraag of de klager het anders had gewild. Het gaat in deze tuchtprocedures om de vraag of de professional zorgvuldig heeft gehandeld. En op een manier die op dat moment van een redelijk bekwaam en redelijk handelend professional mocht worden verwacht. Het gaat dus niet om de meest perfecte optimale zorg. Ook niet om ‘benefit of hindsight:’ feiten die achteraf bekend of duidelijker zijn.
Val of toeval?
Op een zomeravond valt de 80-jarige mijnheer X in huis en wordt met een hoofdwond naar de SEH gebracht. Daar vermoed men een longontsteking. Mijnheer X hoest, heeft koorts, spierpijn en vertelt zelf misschien bedorven kip te hebben gegeten. Er wordt geen longontsteking gevonden, geen hersenletsel en ook verder geen dramatische zaken. Mijnheer X mag na wondbehandeling naar huis. Als de klachten erger worden moet hij wel meteen contact opnemen.
Drie dagen later is de uitslag van de bloedkweek bekend. De microbioloog heeft een zeldzame bacterie aangetroffen: Capnocytophaga canimorsus. Deze bacterie komt voor in de bek van honden en katten, en kan worden overgedragen bij een beet. Zonder behandeling kan die bacterie heel veel gevaarlijker worden dan de gemiddelde hond. De microbioloog laat aan de longarts weten dat hij het een vreemde uitslag vindt. Hij zet het bloed een tweede keer op kweek.
Intussen belt de longarts met mijnheer X. Die slaapt, maar zijn kleindochter staat de arts te woord. Zij vertelt de longarts dat er geen hond in huis is. Mijnheer X heeft wel veel pijn, maar hij hoest niet en geen diarree of koorts. De familie maakt zich minder zorgen want het gaat een stuk beter. Op basis daarvan ziet de longarts op dat moment geen reden om de volledige medische kast open te trekken. Als mijnheer X klinisch achteruit gaat en koorts krijgt moet hij wel meteen worden opgenomen.
TUCHTKLACHT INGEDIEND
Vervolgens krijgt mijnheer X die nacht steeds meer gewrichtspijn. Omdat hij niet echt alarmerende symptomen (o.a. koorts) heeft, vinden SEH en huisartsenpost het niet nodig om hem die nacht op te nemen. De volgende ochtend echter wel. Bij opname is mijnheer ziek. Hij heeft pijnlijke gewrichten, is gedesoriënteerd en spreekt onverstaanbaar. Hij overleeft deze escapade wel, maar blijft hartklachten, evenwichtsstoornissen en doofheid houden. Volgens mijnheer X, en vooral zijn kinderen, komt dit omdat de longarts niet op tijd antibiotica heeft gestart tegen de hondse bacterie. Tegen de longarts die de uitslag op vrijdagmiddag doorbelde wordt daarom een tuchtklacht ingediend.
Achteraf tussen de deur
Dat is niet terecht. De longarts die de uitslag doorbelde was niet de longarts die mijnheer X een paar dagen eerder op de SEH heeft onderzocht. Bevindingen en beleid van drie dagen eerder kunnen hem dus niet worden verweten. Het doorbellen van de uitslag gebeurde door een longarts die ook een beetje verbaasd was over de uitslag, maar daarom juist overleg voerde met de microbioloog. De microbioloog gaf toen meteen aan dat hij ook twijfels had over de uitslag en dat er, juist omdat mijnheer geen hond had, een tweede kweek zou worden gemaakt.
De microbioloog instrueert de longarts om expliciet te informeren naar koorts en ‘ziekte’. Dat deed de longarts vervolgens. Hij hoorde van de kleindochter dat mijnheer X sliep. Achteraf stelt de kleindochter dat ze bedoelde ‘ligt doodziek op bed’. Maar ja, helderziendheid is geen verplichte eigenschap voor artsen. Dat mijnheer geen koorts had was omdat hij ibuprofen, paracetamol en prednison slikte, vertelt hij later. Maar ook dat kon de longarts niet weten. De kleindochter zei aan de telefoon heel stellig dat er geen hond aanwezig was. Pas veel later blijkt dat mijnheer met een vinger tussen de deur heeft gezeten en dat er vervolgens een hond aan dat wondje heeft gelikt. Dat zal vermoedelijk tot de besmetting hebben geleid.
VERKLARING TUCHTCOLLEGE
Het Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het geheel overziend, heeft de longarts er redelijkerwijs voor kunnen kiezen om een afwachtend beleid te voeren, met het uitdrukkelijke advies contact op te nemen bij koorts of verslechtering van de gezondheidstoestand van klager. Dat de dochter van klager, toen zijn situatie ’s nachts daadwerkelijk verder verslechterde en zij contact opnam met het ziekenhuis, onvoldoende gehoor kreeg bij de SEH en ook bij de huisartsenpost en 112, kan niet aan de longarts worden verweten. Hij was daar niet bij betrokken.
Achteraf kan worden geconcludeerd dat de longarts, op het moment waarop hij tot zijn afwachtende beleid besliste, niet van alle van belang zijnde informatie op de hoogte was. Hem kan daarvan echter geen persoonlijk verwijt worden gemaakt. Bovendien heeft hij het advies van zijn meer ter zake kundige collega opgevolgd.
Ongegrond maar leer ervan
gespecialiseerde medisch advocaat